Aan de eettafel in huize Wessels lijkt geen eind te komen. Het meubelstuk geeft een goede indruk van de omvang van het Haarlemse gezin. Behalve voor hun drie biologische dochters zorgen Ilse (50) en haar man Wolter (57) voor drie pleegkinderen. Twee van hen wonen er permanent, een derde is tijdelijk op het adres ondergebracht. “Ieder kind dat hier woont, heeft een plekje in ons hart.’’
Ilse houdt van het moederschap. “We wilden graag nog een vierde’’, vertelt ze over de aanhoudende kinderwens die zij met haar man deelde. Omdat ze op dat moment de veertig al lang en breed waren gepasseerd, zien ze er toch vanaf. “Maar we hadden nog genoeg plek in ons hart.’’ Via kennissen leren ze het pleegouderschap kennen. Ze verdiepen zich grondig, leggen het idee voor aan hun kinderen en schrijven zich in. Een pleegkind hebben ze daarmee nog niet in huis, want ze worden eerst grondig gescreend. “Ook de basisschool en de huisarts moesten formulieren invullen.’’
“In oktober bezochten we een informatieavond, in mei stonden we op de lijst’’, geeft ze een indruk van dat voortraject. Zodra het gezin geschikt is bevonden, maken ze hun wensen kenbaar. “Je kunt zelf criteria selecteren. Maar je kunt het ook breed houden en kijken of een kind in het gezin past.’’ Pleegzorg zorgt vervolgens voor een goede match. Aanvankelijk kiezen Ilse en Wolter voor langdurige opvang. “Hij was tien maanden toen hij bij ons kwam’’, vertelt Ilse over hun oudste pleegkind (10), dat nog steeds bij hen woont. Twee jaar later melden ze zich aan voor crisisopvang, waarna ze zich tijdelijk over een tweede pleegkind ontfermen. Het wordt een meisje. Haar biologische ouders waren (en zijn) nog in beeld, toch blijkt het gezin Wessels een betere plek om in op te groeien. “Dit meisje is gebleven, nadat was gebleken dat haar ouders de zorg niet konden dragen’’, legt Ilse uit. Sindsdien is er regelmatig contact met haar biologische ouders, bij wie ze maandelijks op bezoek gaat. Het is in lijn van het beleid van Pleegzorg. “Contact met ouders versterken en betrekken bij het leven van hun kind.’’
Bij de keuze voor pleegkinderen let het stel vooral op leeftijd. “We willen dat ze jonger zijn dan onze eigen kinderen’’, vertelt de (pleeg) moeder. Eventuele trauma’s van pleegkinderen hebben zo minder weerslag op de eigen biologische kinderen, is de gedachte. “Want ze hebben allemaal een rugzakje.’’ Omdat ze zichzelf inmiddels te oud vinden om nog achttien jaar voor een kind te zorgen, staan ze nu alleen nog open voor crisisopvang. Of het geen kwelling is om steeds afscheid te nemen? “Nee, je weet dat ze terug naar huis gaan of langdurig naar een ander pleeggezin. Het liefst zie ik dat ouders hun kind zo snel mogelijk weer zelf kunnen opvoeden.”
(bron: Jouri Bakker – IJmuider Courant)